U kunt altijd bij Monuta terecht. Ook als u niet of ergens anders verzekerd bent.
Henri Marchant was een strijdlustige politiek leider die zich niet snel uit het veld liet slaan. Nadat hij in 1894 zijn studie rechten met succes had afgerond, vestigde hij zich als advocaat in zijn geboorteplaats Deventer. In 1897 kwam hij daar in de gemeenteraad en op zijn 30e werd hij wethouder van financiën. Van 1900 tot 1933 was hij lid van de Tweede Kamer, van 1933 tot 1935 als Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen. Bron
Salomon Jean René de Monchy is vooral bekend als burgemeester van Den Haag. Hij is geboren in Rotterdam, begon zijn loopbaan als griffier en werd in 1921, op zijn 31e, burgemeester van Arnhem. Hij zette zich hier veel in voor behoud van de natuur. Dertien jaar later verruilde hij Arnhem in voor Den Haag. Tot 1947 was hij hier burgemeester, met een onderbreking van de oorlogsjaren. Daarna bleef hij nog vier jaar Statenlid voor de VVD. Bron
Abraham Kuyper werd, als zoon van een predikant, geboren in Maassluis. Nadat hij in de voetsporen van zijn vader trad, werd hij in 1874 Tweede Kamerlid. Hij verliet de Kamer al na drie jaar, keerde in 1894 terug en was van 1901 tot 1905 Minister-president. Kuyper was oprichter van de eerste politieke partij in Nederland, de Anti-Revolutionaire Partij en stichter van het dagblad De Standaard, en de Vrije Universiteit. Ook droeg hij bij aan de hij droeg bij aan de vorming van de Gereformeerde Kerken in Nederland. Tot ver na zijn pensioen bleef Kuyper (l) zich met de politiek bemoeien. Bron
‘Hij waakt van augustus 1914 tot november 1918 voor 's lands veiligheid’ staat op de gedenkplaat op een muur van de boulevard van Scheveningen ter ere van Cornelis Jacobus Snijders. Generaal Snijders werd op 31 juli 1914 benoemd tot Opperbevelhebber van de Nederlandse Land- en Zeemacht en stond bekend als een gezaghebbend en doortastend militair. In die periode lag hij ook regelmatig overhoop met het kabinet, maar kon vertrouwen op de krachtige steun van koningin Wilhelmina. Snijders zette zich in voor de oprichting en ontwikkeling van de Luchtmacht. Bron
Een vermaard spreker, schrijver en bestuurder, maar vooral een vooraanstaand liberaal politicus. Dat was Hendrik Goeman Borgesius. Zijn werkterrein was breed en hij heeft een aantal baanbrekende wetgeving op zijn naam staan: de Leerplichtwet 1900, de Woningwet 1901 en de Ongevallenwet 1901. Van 1897 tot 1901 was Borgesius minister van Binnenlandse Zaken. Hij stierf in het harnas: als voorzitter van de Tweede Kamer. Bron
Op deze plek ligt Ferdinand Bordewijk, advocaat, letterkundige en schrijver begraven. Hij schreef romans, novellen, prozagedichten, parodieën, grafredes en kritieken, hoewel zijn oorspronkelijke beroep advocaat was. Zijn bekendste roman is ‘Karakter’, een verhaal dat zich afspeelt in Rotterdam in de jaren '20 en '30. In 1971 werd van dit boek een televisieserie gemaakt en in 1997 verfilmd. Ook de klassieke roman ‘Bint’, die hij vier jaar eerder schreef, werd bewerkt voor televisie en toneel. Bordewijk was, samen met Simon Vestdijk, de belangrijkste Nederlandse prozaïst van zijn generatie. Bron
Lithografische plaatjesboeken met vogelverhalen, daar is Theo van Hoytema vooral bekend mee geworden. Hij Illustreerde in de jaren 1891 - 1897 kinderboeken, zoals 'Het lelijke jonge eendje' van Hans Christian Andersen. Ook andere prentboeken waren erg succesvol, soms zelfs internationaal. Zijn grote bekendheid had Van Hoytema vooral te danken een de kalenders met lithografieën van vogels en andere dieren die hij van 1902 tot 1917 maakten. Bron
Aangezien de vader van Bernardus Johannes Blommers steendrukker was, begon hij zijn carrière met lithografie. Maar al gauw volgde hij zijn hart en vertrok naar de Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag. En niet zonder succes; Blommers was een van de jongere Nederlandse schilders uit de eerste generatie van de Haagse School en zijn werk was in zijn tijd enorm populair, ook in het buitenland. De schilderijen en aquarellen van Blommers beeldden vooral het gelukkige familieleven, het eenvoudige leven van boeren en de vissers in Katwijk aan Zee en Scheveningen uit. Bron
Willem Maris, geboren in Den Haag, was de jongste van drie getalenteerde kunstenaars. Brede, zonovergoten weidelandschappen met koeien en eendjes aan de slootkant: daar werd Maris vooral bekend mee. Hoewel het lijkt dat dieren de hoofdrol speelden in zijn schilderijen, het was vooral het steeds veranderende licht dat hem inspireerde. Zeker in zijn latere werken. Hij werd ook wel de meest pure impressionist van de Haagse School genoemd. Bron
Louis Couperus was een van de belangrijkste schrijvers van de Nederlandse literatuur. Zijn debuutroman ‘Eline Vere’ was direct een groot succes en tot Couperus' overlijden verschenen hiervan negen drukken. Hij werd vooral bekend door zijn psychologische romans, maar schreef ook cultuursprookjes, historische romans, reisverslagen en columns. Veel van zijn boeken werden vertaald en in het buitenland meerdere malen herdrukt. Couperus bracht een groot deel van zijn leven buiten Nederland door, toch werd hij bekend door zijn uitspraak ‘Zo ik iets ben, ben ik een Hagenaar.’ Er zijn een aantal tv-series gemaakt, gebaseerd op de gelijknamige boeken van Couperus, zoals ‘De kleine zielen’, ‘Van oude mensen, de dingen die voorbijgaan’ en ‘De Stille Kracht’. Bron
Mark Prager Lindo, geboren in Londen, kwam op 19-jarige leeftijd naar Nederland en was een Nederlandse schrijver. Ook was hij inspecteur van het lager onderwijs in Zuid-Holland. In 1856 richtte hij het maatschappijkritische tijdschrift ‘De Nederlandsche Spectator’ op, wat hem erg populair maakte. Hij was ook docent Engels aan het stedelijk gymnasium van Arnhem en aan de Koninklijke Militaire Academie in Breda. Bron
Sara Katharina (Cateau) de Bronovo was verpleegkundige, docent verpleegkunde en directrice van Diakonessen-Inrichting Bronovo, nu beter bekend als het Bronovo-ziekenhuis. In 1861 kwam ze in aanraking met het diaconessenwezen en richtte in februari 1865 het Opleidingshuis tot Ziekenverpleging op. In 1879 verhuisde de instelling naar de Laan van Meerdervoort en groeide uit tot een volwaardig ziekenhuis. Ruim 50 jaar later verhuisde het naar de Bronovolaan. Vanaf 1972 werd het, na een fusie met een ander ziekenhuis, een algemeen ziekenhuis, het Bronovo-ziekenhuis. Bron
Jonkheer A.F. de Savornin Lohman was jarenlang lid van de Tweede Kamer voor de Anti Revolutionaire Partij (ARP) en de Christelijk Historische Unie (CHU), oud-Minister van Binnenlandse Zaken, oud-raadsman van de koningin en oud-formateur. In 1896 nam hij na een conflict ontslag bij de Vrije Universiteit, waar hij 12 jaar lang hoogleraar was. Daarna werd hij voorman van de afgescheidenen die zich Vrij Anti Revolutionairen noemden. Hij was tot drie jaar voor zijn dood actief als politicus en adviseur. Bron
Lucas Everhard Hekmeijer was een officier die in 1883 na zijn pensioen de buitenplaats Heeswijk bij de Oude Tolbrug in Voorburg kocht. Hij overleed in 1903 en zijn weduwe, de Duitse Therese Elise Konigs, liet hem als eerste Nederlander in Berlijn cremeren. Hekmeijer was namelijk overtuigd aanhanger van de crematiebeweging, maar cremeren was in Nederland nog verboden. Zijn as werd eerst bewaard in een monument in de tuin van zijn landgoed. In 1922 overleed zijn vrouw en het monument werd aangeboden aan de gemeente Voorburg. Het toenmalige gemeentebestuur aanvaardde dit geschenk echter niet en het monument is op Oud Eik en Duinen geplaatst. Op de sokkel, waar de urn van rood Schots graniet met de as van Hekmeijer staat, is in het fries de woorden van zijn weduwe te lezen: ‘Wo Deine Asche ruhet, da waite Deine Geist’.
Jhr. Mr. B.C. de Jonge was van 1931 tot 1936 gouverneur-generaal van Nederlandsch-Indië. Hij begon zijn carrière als departementsambtenaar, was in 1917 en 1918 minister van Oorlog en van 1918 tot 1930 directeur en later commissaris van de Bataafsche Petroleum Maatschappij. De Jonge was een conservatieve aristocraat en trad in Indië krachtig op tegen de inlandse oppositie. Hij was een voorstander van een sterk gezag. Na zijn optreden in Indië zocht De Jonge de rust op in Nederland op het landgoed Dennenoord in Oosterbeek. Deze rust werd in september 1944 verstoord toen tijdens de Slag om Arnhem het dorp werd bezet door Britse parachutisten. Bron
Hier ligt de jongere broer van prins Bernard begraven. Zijn volledige naam is Ernst Aschwin Georg Carol Heinrich Ignatz Prinz zur Lippe-Biesterfeld. Hij was de tweede zoon uit het morganatische huwelijk van prins Bernhard van Lippe en Armgard Gräfin von Biesterfeld. In 1949 werd Lippe-Biesterfeld conservator van het Metropolitan Museum of Art in New York waar hij was gespecialiseerd in Chinese schilderkunst en Indiase beeldhouwkunst. Bron
Pieter Sjoerds Gerbrandy was jurist, gedeputeerde van Friesland, hoogleraar, maar vooral oorlogspremier. Gedurende de Tweede Wereldoorlog was hij minister-president van Nederland in Londen. Hij werd in september 1940 door de koningin gevraagd als premier, omdat hij onvoorwaardelijk streed voor herwinning van de vrijheid. Gerbrandy werd in 1939 minister van justitie in het Kabinet-De Geer II, het eerste van de zogenaamde Londense kabinetten, was vanaf 1948 lid van de Tweede Kamer en vanaf 1955 tot zijn overlijden was hij minister van staat. Bron
Hendrik Willem Tilanus was een gezaghebbende, Nederlands politicus en vooral bekend geworden als voorman van de Christelijk-Historische Unie (CHU) in het midden van de twintigste eeuw. Tilanus begon zijn carrière als beroepsofficier en was van 1913 tot 1919 docent bij de Koninklijke Militaire Academie in Breda. Als tweede secretaris van het hoofdbestuur van de CHU zette hij in 1917 de eerste stappen in het politieke arena. In 1922 werd hij lid van de Tweede Kamer voor de CHU en van 1939 tot 1958 was hij partijvoorzitter van de CHU en fractievoorzitter in de Tweede Kamer. Na de oorlog richtte hij de CHU opnieuw op. In totaal was hij bijna 41 jaar lid van de Tweede Kamer. Bron
Joanna Jacoba (Jenny) Gilliams, geboren in Antwerpen, was een zangeres en cabaretière. Ze vluchtte vanwege de oorlog naar Nederland en speelde van 1914 tot 1918 in Nederlandse cabaretgroepen. In 1919 leerde ze Jean-Louis Pisuisse, grondlegger van het Nederlandse cabaret en bedenker van het levenslied, kennen. Ze trad toe tot zijn cabaretiergezelschap en kreeg een verhouding met hem. Nadat Pisuisse gescheiden was van Fie Carelsen, zijn toenmalige vrouw, trouwden ze in 1927. In juni 1927 verbindt Pissuise de jonge tenor Tjakko Kuiper aan zijn gezelschap om met Gilliams liefdesduetten te zingen; hij vindt zichzelf daarvoor te oud. Dit leidde tot een stormachtige affaire en, toen Pisuisse hierachter kwam, tot ontslag van Kuiper. Gilliams bleef bij haar man en dit zette Kuiper tot een noodlottige daad: op 26 november 1927 schoot hij op het Rembrandtplein in Amsterdam zowel het echtpaar Pisuisse als zichzelf neer. Kuiper overleed ter plekke, Pisuisse werd nog naar het politiebureau aan de Halvemaansteeg gebracht, maar stierf daar. Gilliams bezweek een uur later in het Binnengasthuis aan haar verwondingen. Pisuisse en Gilliams liggen nu naast elkaar begraven, hoewel ze op 1 december 1927 wel in een gezamenlijk graf werden begraven. Onenigheid tussen de families zorgde ervoor dat Gilliams uit het gezamenlijke graf werd verwijderd en herbegraven in het graf ernaast. Fie Carelsen werd in 1975 wel in het graf van Pisuisse bijgezet. Bron
Sophia de Jong, bekend onder de artiestennaam Fie Carelsen, was een Nederlands actrice. Ze speelde onder andere in de gezelschappen van Royaards en Verkade en trad op met de bekende cabaretier Jean-Louis Pisuisse, met wie ze van 1913 tot 1920 ook was getrouwd. In 1920 vertrok ze naar Den Haag en kreeg een aanstelling bij het Hofstadtooneel van Cor van der Lugt Melsert. Ze werd als de grande dame van het Haagse toneel beschouwd. Haar 25-jarig (29 november 1932) en 40-jarig (20 februari 1948) jubileum werden op de Haagse planken gevierd. Ze werd gewaardeerd om haar natuurlijke spel en was van 1948 tot 1958 verbonden aan de Haagse Comedie. Bron
Peter Gijsbert van Anrooij, bekend als Peter van Anrooy, was een bevlogen en standvastige Nederlands componist, dirigent en violist. Van 1890 tot 1899 studeerde hij piano, viool en compositie aan de Toonkunst Muziekschool in Utrecht. In 1900 componeerde hij zijn bekendste werk, de Piet Hein Rhapsodie voor symfonieorkest, gebaseerd op het lied De Zilvervloot van J.J. Viotta en J.P. Heije. Hij was dirigent van de Groninger Orkest Vereeniging (1905-1910), de Arnhemsche Orkest Vereeniging (1910-1917), het Residentie Orkest in Den Haag (1917-1935) en in die stad ook van het Toonkunstkoor (1929-1940). Bron
Richard Bisschop, geboren in Leeuwarden, was een Nederlandse kunstschilder, tekenaar en aquarellist, opgeleid aan de Rotterdamse Academie voor Beeldende Kunst. Bisschop schilderde vooral Hollandse kerkinterieurs, genre- en figuurvoorstellingen, portretten en stadsgezichten. Hij trouwde in 1892 met kunstschilderes Suze Robertson, een van de Amsterdamse Joffers, een groep kunstenaressen die aan het eind van de 19e eeuw samen exposeerden. Bisschop was lid van het kunstenaarsgenootschap Pulchri Studio in Den Haag. Bron
Robbert Wijsmuller was een grote onafhankelijke filmdistributeur die veel betekende voor de Nederlandse film. Concorde Film, 26 jaar lang zijn distributie- en productiebedrijf, bezat de Nederlandse bioscooprechten van zo'n 150 films, zoals Evita, Pulp Fiction, Amadeus, The Last Emperor en Dirty Dancing. Wijsmuller werkte onder andere met Roman Polański, Sean Connery en Pim de la Parra. Op 50-jarige leeftijd ontving Wijsmuller de Zilveren Roos en in 1997 het Gouden Kalf voor zijn bijdrage aan de Nederlandse Film. In totaal zijn er 52 Nederlandse films door zijn persoonlijke bijdrage en steun tot stand gebracht. In 1999 raakte Concorde Film in financiële problemen en ging Wijsmullier – ook privé – failliet. Drie jaar later overleed hij op 61-jarige leeftijd. Bron
Tobias Michel Karel Asser, ook bekend als Mr. T.M.C. Asser, was een Nederlandse hoogleraar en jurist, vooral op het gebied van het internationale recht. Asser is een uit Duitsland afkomstig geslacht dat zich in de 17e eeuw in Amsterdam vestigde en verscheidene juristen voortbracht. Hij speelde een belangrijke rol bij de totstandkoming van het Permanent Hof van Arbitrage op de eerste Haagse vredesconferentie in 1899 en ontving hiervoor in 1911 de Nobelprijs voor de Vrede. Hij werd in 1904 benoemd tot minister van Staat. Bron
Anna Maria de Savornin Lohman (pseudoniem Flava) was een succesvolle, feministisch romanschrijfster en publiciste. Ze schreef onder andere literaire kritieken voor De Telegraaf, was jarenlang redactrice van het damesblad De Hollands Lelie en viel op door haar strijdende opstelling. In haar romans, zoals Miserere (1897) en Na het ontwaken (1901), behandelde zij ethisch-sociale problemen voor de moderne vrouw. Met haar literaire en journalistieke werk riep Lohman veel reacties op, van zeer positief tot uiterst negatief. Bron
Cornelis Elisa van Koetsveld, geboren in Rotterdam, begon in 1825 als letterenstudent in Leiden, werd predikant en beroemd kanselredenaar. Hij schreef vanaf 1838 stichtelijke en theologische werken, kindervertellingen en preken. In publicaties kaartte Koetsveld de sociale nood in de achterbuurten van de grote stad aan. Hij was ervan overtuigd dat verstandelijk gehandicapten ook onderwijs moesten krijgen, daarom stichtte hij in 1853 de eerste zgn. ‘Idiotenschool’. In 1849 werd hij predikant in Den Haag en vanaf 1878 was hij hofprediker. In die functie leidde hij vijf uitvaartdiensten van leden van het koninklijk huis en doopte hij prinses Wilhelmina. Bron
Jonkheer Mr. Frans Beelarts van Blokland was een diplomaat, raadsman van de koningin, minister van Buitenlandse Zaken en van 1872 tot zijn overlijden in 1956 vice-president Raad van State. Voor zijn politieke loopbaan was Beelaerts van Blokland gezant in China. In de oorlogsjaren vergezelde hij de koningin Wilhelmina naar Londen en was daar haar belangrijkste adviseur en genoot hij van een groot vertrouwen bij de Koningin. Beelaerts van Blokland werd omschreven als een begaafd, hoffelijk en bescheiden man. Bron
Pieter Caland was waterbouwkundig ingenieur en de ontwerper van de Nieuwe Waterweg. Zonder hem was Rotterdam nu niet de grootste haven van Europa. In 1857 werd hij lid van een onderzoeksraad die zich boog over het vraagstuk hoe Rotterdam een betere vaarweg naar zee zou kunnen krijgen. Het plan van Pieter Caland ging uit van het idee van Cruquius tot doorsnijding van de kust bij Hoek van Holland. De Raad van de Waterstaat aanvaarde zijn plan en in 1863 begon de uitvoering van het werk. Met de totstandkoming van de Nieuwe Waterweg kwam Nederland in het bezit van de best toegankelijke haven van heel noordwest Europa. Bron
Hendrik Willem Mesdag was een Nederlands kunstschilder van de Haagse School. De zee was het hoofdthema van zijn schilderkunst. Hij werd vooral beroemd door het Panorama Mesdag van Scheveningen, een cilindervormig panoramaschilderij van ongeveer 14 meter hoog en met een omtrek van 120 meter. Sinds zijn komst in 1869 naar Den Haag was hij lid van Pulchri Studio, waarvan hij van 1889 tot 1907 voorzitter was en vervolgens erevoorzitter. In 1876 was hij mede-oprichter van de Hollandsche Teekenmaatschappij, waarvan hij voorzitter was tot 1885. Ook zijn vrouw ligt hier begraven.
Bakhuizen van den Brink was een invloedrijke literatuurcriticus, filosoof en historicus. Hij zette zich in voor een moderne en liberale samenleving. In de jaren 1830 introduceerde hij de moderne literatuurkritiek in Nederland en riep jonge auteurs op een persoonlijke stijl te ontwikkelen en de moderne tijd als uitgangspunt te nemen. Hiermee week hij af van een vaststaande cultuurstandaard. Als universitair docent in de filosofie brak Bakhuizen radicaal met de in Nederland heersende christelijke moraalleer. Hij stelde daar een wetenschappelijke en op de individuele mens en maatschappij georiënteerde ethiek tegenover.